Overgewicht en obesitas kunnen ontstaan door verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn onder andere biologisch, sociaal en/of psychologisch van aard. Vaak is sprake van een mengeling van factoren. Voorkomende factoren zijn:
– Psychische of sociale problemen
– Een verlaagde verbranding
– Verstoorde hongerhormonen
– Chronische stress
– Slaapgebrek
– Ziekte, zoals genetische obesitas
– Medicijngebruik met als bijwerking gewichtstoename
Het is belangrijk om de aanpak af te stemmen op de situatie en de persoon met overgewicht of obesitas.
– Genetische obesitas
– Syndromale obesitas
– Niet-syndromale monogenetische obesitas
Bij de meeste mensen met overgewicht en obesitas is de oorzaak vaak niet te wijten aan één factor of genetische afwijking. Vandaar dat we de term multifactoriële obesitas gebruiken. Het gewicht wordt voor 40-70% bepaald door genetische factoren. Bij deze vormen van overgewicht speelt vaak een combinatie van verschillende genen een rol. Er zijn op dit moment minstens 97 genen bekend die invloed hebben op de ontwikkeling van overgewicht en obesitas. Van de meeste van deze genen is de variant die het effect veroorzaakt nog niet bekend.
Bij de ontwikkeling van deze complexe multifactoriële vorm van overgewicht en obesitas spelen zowel genen als combinatie van omgevings- en psychosociale factoren vaak een rol.
Genetische obesitas vindt haar oorzaak deels in de erfelijke aanleg. Er zijn twee vormen van genetische obesitas:
– Syndromale obesitas: het ontwikkelde overgewicht of de obesitas wordt veroorzaakt door een syndroom als gevolg van een chromosoomafwijking
– Niet-syndromale monogenetische obesitas: obesitas wordt veroorzaakt door de afwijking van één gen.
Een beperkt aantal zeer zeldzame genetische syndromen gaan vaak gepaard met obesitas. Deze syndromen worden veroorzaakt door een chromosoomafwijking.
Naast obesitas zijn er bij deze syndromen ook vaak verstandelijke beperkingen of dysmorfe kenmerken aanwezig. Dat zijn typische kenmerken voor syndromen waarbij een genetische afwijking, zoals een groeiafwijking, een rol speelt.
Voorbeelden van deze syndromen zijn:
– 16p11.2 deletie syndroom
– Prader-Willisyndroom
– Bardet-Biedlsyndroom
– Alströmsyndroom
– WAGR-syndroom
– Carpenter syndroom
– het Cohen syndroom
– het Börjeson-Forrssman-Lehmannsyndroom
Deze syndromen typeren zich meestal door een zeer jong ontwikkelde ernstige obesitas vóór de leeftijd van 5 jaar, soms in combinatie met hyperfagie, een ongeremde eetlust. Andere kenmerken zijn het hebben van een kleine lengte of ontwikkelingsachterstand/schoolproblemen.
– Een mutatie of verandering van één gen kan ervoor zorgen dat dit gemuteerde gen niet meer op de juiste manier werkt. Hierdoor kan er een monogene aandoening ontstaan. Deze zeldzame vormen van obesitas ontwikkelen zich meestal in het eerste of tweede levensjaar. In de meeste gevallen is er dan al sprake van zeer ernstige (morbide) obesitas. Op dit moment zijn er ongeveer 10 genen bekend die een rol spelen bij het ontstaan van monogenetische obesitas.
– Monogenetische obesitas kan bijvoorbeeld ontstaan doordat de patiënt niet genoeg leptine aanmaakt in zijn lichaam. Leptine is een hormoon dat in de hippocampus in onze hersenen het hongergevoel onderdrukt. Daarom wordt leptine ook wel het hongerhormoon genoemd. Bij deze patiënten is dit hongerhormoon onvoldoende aanwezig en dat vertraagt de stofwisseling.
– Vormen van niet-syndromale obesitas zijn:
– Leptinedeficiëntie
– Leptinereceptordeficiëntie
– Proopiomelanocortinedeficiëntie
– Proconvertase 1-deficiëntie
– MC4R-deficiëntie.
Niet-syndromale obesitas is zeldzaam en zorgt voor enorme uitdagingen voor patiënten en hun familie bij het omgaan met fysieke en sociaalpsychologische factoren die een rol spelen bij de verdere ontwikkeling van de obesitas en de gevolgen daarvan.